Navigeer

Bloedstolling bij technische interventies

Om technische interventies veilig te kunnen uitvoeren is het belangrijk dat de bloedstolling goed is. Onze behandelingen moeten in principe beschouwd worden als ingrepen met een intermediair bloedingsrisico.

In een aantal gevallen mogen de anticoagulantia niet gestopt worden o.w.v. cardiale of vasculaire problemen. In dat geval wordt best gewacht met het uitvoeren van interventies totdat de medicatie mag gestopt worden. Een concreet voorbeeld hiervan zijn de ‘DES’ (drug eluting stents), waarbij anticoagulatie minstens 6 tot 12 maanden dient aangehouden te worden om trombose te voorkomen. Bij twijfel zullen we steeds overleggen met de cardioloog.

Meestal is het niet nodig om preventief een stollingstest te doen. Vroeger werd voor epidurale infiltraties een PTT/INR gecontroleerd. De systematische controle is verlaten, gegeven dat er een normale stollingsanamnese is. Een controle van de PTT/INR-waarde wordt wel nog gedaan bij patiënten die vitamine-K antagonisten nemen. Wij vragen aan deze groep om 1 à 2 dagen voor de infiltratie een controle PTT/INR te voorzien via de huisarts en deze mee te nemen.

Voor een aantal anticoagulantia is het nodig om ze geruime tijd op voorhand te stoppen om ze te laten uitwerken. Een overzicht van de aanbevelingen hieromtrent vind je verder. In een aantal gevallen wordt een andere bloedverdunner met kortere werkingsduur gegeven als ‘bridging’ om de kans dat de patiënt intussen een trombovasculair accident doet, zo laag mogelijk te houden. Afhankelijk van welke bloedverdunner als ‘bridging’ gebruikt wordt, mag deze worden doorgenomen tot aan de behandeling (bv. Asaflow) of moet deze ook op tijd gestopt worden om de behandeling veilig te laten verlopen (bv. LMWH).

 Indien er meerdere interventies gepland zijn en de bloedverdunner werd hiervoor gestopt, dan zijn er 2 mogelijkheden:

  • Als er sprake is van een bridging schema met LMWH, dan dient dit schema herstart te worden op de dag na de infiltratie en weer tijdig gestopt te worden voor de volgende infiltratie.
  • Als er geen bridging schema van toepassing is geweest, dient de oorspronkelijke bloedverdunner herstart te worden op de dag na de infiltratie en weer tijdig gestopt te worden voor de volgende infiltratie.

Na de laatste interventie mag de oorspronkelijke bloedverdunner de volgende dag herstart worden. Indien sprake van een bridging schema, wordt dit best nog enkele dagen verder gegeven en in overleg met de huisarts gestopt.

Hieronder staan de richtlijnen voor de meest courante anticoagulantia: